Heemkundige Kring Sas van Gent


Beurtschippers

Beurtschippers van Sas van Gent

De familie Adriaansen heeft heel lang in Sas van Gent, Philippine of Hoek gewoond. Het is een geslacht van beurtschippers. Al in 1666 was er een Cornelis Adriaansen, beurtschipper van Sas van Gent op Vlissingen en Middelburg. De familie Adriaansen komt in mijn kwartierstaat voor door het huwelijk van Johannes Koole met Jacomina Adriaansen  op 19 juli 1828 te Sas van Gent. Het betreft hier een huwelijk tussen een schipper met een schippersdochter. De familie Adriaansen had goede relaties met de: bestuurders van Sas van Gent en was voor die tijd zeer welgesteld. In de archieven van Sas van Gent (Resolutieboeken van de stad en de archieven van de notarissen) vindt men veel gegevens over deze familie. De grootvader van Jacomina Adriaansen was Cornelis Adriaansen. Hij was eerst beurtschipper van Sas van Gent op Zeeland en later op Dordrecht en Rotterdam.
Over Cornelis Adriaansen zullen enkele stukjes overgenomen worden. De beurtschippers op het traject Sas van Gent -Vlissingen en Middelburg varen in een zgn. sociëteit. Op 3l januari 1705 hebben de magistraten van Sas van Gent en Middelburg een overeenkomst getekend voor het regelen van de vaart op dit traject. In beide steden werden twee beurtschippers voor dit traject benoemd. Volgens deze regeling ("ordonnantie politicq") moesten de vrachten en inkomsten in gelijke porties tussen de beurtlieden verdeeld worden. Dit leidde geregeld tot problemen. In maart 1764 stuurden Cornelis Adriaansen, Pieter van der Vooren en Johannes Adriaansen (een broer van Cornelis) zich tot Baillieu, Burgemeester en Schepenen van Sas van Gent met een klacht over de Middelburgse beurtschippers wegens het niet varen van de dienst, malversaties, luiheid en brutaliseren en mishandelen van kooplieden en passagiers. Zij worden hierdoor ernstig benadeeld daar "hunne bedorven hargstogten tot eenen onvermeijdelijcken onderganck van geheel de vaart " zal leiden.
Zij vragen opheffing van de eeuwig durende ordonnantie van 1705, om "op hunne beurt de vrugten te connen plukken van hunnen arbeit, waaksaamheijt en industrie ende de vaart in haere voorigen luyster te brengen".
Begin 1790 was het veer op Middelburg sterk achteruit gegaan. Op dat moment was een deputatie van de Staten Generaal in Sas van Gent aanwezig en Cornelis Adriaansen en Pieter van der Voorn maakten van die gelegenheid gebruik om een request in te dienen:

"Aan de Heeren gedeputeerden uijt de Hoogmogende Heeren Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden;

geeven met alle nederigen respect te kennen Cornelis Adriaanscn en Pieter van der Voorn, beurtschippers van deze Stad op Middelburg et vice versa. Dat ze beidt op het zelve Middelburg, door de omwenteling der tijden, zodanig vervallen wesende, dat de supplianten met hun twee-en zijnde, onmogelijk niet meer en kunnen bestaan, daar integendeel de beurtschippers op Rotterdam, die insgelijks maar twee in getal zijn, een overvloed van bestaan hebben dat daar op nog een derden beurtschipper abondantelijk zouden konnen subsisteren. De supplianten in den dringenden nood, waar in zij hun, den eenen met vrouw en zeven kinderen en den tweeden met vrouw en vijf kinderen, bevinden, nu reeds tweemaal in een jaar, aan de Achtbare Heeren Burgemeester en Scheepenen, als policia meesters van deze Stad, een ootmoedige supplicatie hebben gedaan ten eijnde zij zouden hebben goedgevonden  om eenen van de supplianten te voegen bij de beurtschippers van Rotterdam, opdat also het bestaan van de supplianten door de vermindering van hun getal - onduidelijk stukje met doorhalingen dat de Middelburgse beurs tot eenen beteren staat quame te geraken.
Dat de supplianten tot nu toe alle mogelijke sollicitatie bij de gem. magistraat hebben aangewent om op hunne voorz. Billijke verzoek eene gunstige dispositie te verlangen, in het vast vertrouwen dat het evengem. Magistraat niet langer met een onverschillig oog zoude hebben konnen, aan Sien den groten overvloed waar inne de beurtschippers op Rotterdamzijn levende ende daar en tegen de pijnelijke extremiti waar in de supplianten bij gebrek aan bestaan met hunne nombreuse families hun zijn bevindende, zonder daar in de nodige Remedie als getrouwe voor sorgens deze stad te stellen; dog tot op heden zonder succes.
Reden waarom zij hun genoodsaakt vinden hun te werpen voor de voeten van Uw hoogmogende, oodmoedig supplierende, van de supplianten met hun bedrukte families met een gevoelig en genadig oog te willen aansien, ende het voorsei  billijke versoek bij de achtbare magistraat van deze plaats met hunne hooge ende krachtdadige protectie te willen begunstigen ende ondersteunen"

 ,t welk doende

Handtekeningen Cornelis Adriaansen

Pieter van der Voorn

Op 11 oktober 1762 wordt de broer van Cornelis Adriaansen, Johannes Adriaansen ook aangesteld als beurtschipper op de provincie Zeeland in de plaats van Jan van der Voorn. Op 29 november legt Johannes "aen handen van deze vergadering (van de magistraat van Sas van Gent) gepresteert den behoorlijken eedt van trouwe en suiveringe" af. Deze eed luidt:
"lk beloov en zweer dat ik geene Goederen of Koopmanschappen zal laeden of vervoeren of lossen, anders van binnen de Plaessen van mijn ordinaris Veer, ende ingevallen ik 't eeniger tijd van Koopluijden ofte van die van die van 's Lands Magazijnen zoude mogen werden versogt om eenige Goederen of Koopmanschappen nee eenige andere Plaetsen, buiten die van mijn ordinaris Veer te brengen, dat ik van sodanige Goederen alvorens de inladinge, zal halen een Pasport van Betalinge, ofte een Binnenrlands Pasport, onder Consignatie, zo als ik tot het vervoeren van alle zoodanige Goederen van noden hebben zal, ende ik mij in alle 't gene voorsz. Is, nae de Plaeaten van Landen, zal reguleren, Zo waarlijk helpe mij God Almagtig”.

Op dezelfde dag als die waarop Johannes Adriaansen de eed aflegde stelde Cornelis Adriaansen zich borg voor zijn broer. Het verzoek van Cornelis Adriaansen en Pieter van der Voorn, dat een van hen bij de beurtschippers op Rotterdam gevoegd zou worden, heeft kennelijke succes gehad. Op 14 mei 1790 koopt hij een sprietschip van Jan Neeteson Janszoon, voormalig beurtschipper op Dordrecht en Rotterdam voor de som van vier duizend één honderd guldens Hollands. Zijn zwager van Lodewijk Deijer ("Baillieu te dezer stede" en getrouwd met de zuster Jacoba van Cornelis Adriaansen) stelt zich borg. In hetzelfde boek wordt ook een reis van Johannes Adriaansen beschreven van Brugge naar Rotterdam. Op 1 juni 1764 is hij met zijn schip, de Appolonia Catharina, vertrokken uit Brugge met een lading rogge. Op 6 juni is hij gevorderd tot voor Sas van Gent. Bij vallend water is hij met een klamp van het zwaard aan stuurboordzijde op een onder water staande gording of paalwerk vastgeraakt. De klamp is gebroken en drie nagels zijn uit het boord gesprongen. Het schip is toen losgeraakt maar heeft daarbij water ingekregen. Met behulp van nog twee man is het schip toen leeggepompt. Met de volgende vloed werd het schip op het droge gezet en met kurk en roet gestopt. Op 7 juni werd het schip door scheepstimmerlieden gerepareerd en de dag daarna werd de reis vervolgd Op 13 juni kwam het schip in Rotterdam aan.
Men kan daaruit concluderen dat, als er geen oponthoud is, de reis van Brugge naar Rotterdam 10 dagen duurt en die van Sas van Gent naar Rotterdam 6 dagen. Tot slot van deze paragraaf nog een stukje dat een aspect van het leven in een kleine plaats typeert:
Op 6 oktober 1768 wilde Johannes Adriaansen een kind laten dopen in de Ned. Gereformeerde Kerk te Sas van Gent. Hij zou dan 's Zondagsochtends wel een briefje met de naam van de dopeling meebrengen. Dominee Buyt vond dat het briefje al op zaterdag moest worden gebracht en als dat niet gebeurde zou er niet gedoopt kunnen worden. Johannes kwam echter 's zondags met het briefje. De koster nam dit niet aan en ds. Mulet, die toen preekte, deed net of Johannes er niet was. Nu werden er in Sas van Gent in de kerk 's Zondags twee diensten gehouden: '"s morgens was er een dienst in het Nederlands van De Nederduits Gereformeerde Gemeente en 's middags een dienst van de Waalse gemeente in het Frans. Johannes liet toen " zonder scrupel of hesitatie" het kind 's Middags dopen in de Waalse Kerk.