Heemkundige Kring Sas van Gent


Omgekeken

Omgekeken-Deel 4

Na eerst in september 1947 op luidruchtige wijze het 400-jarig bestaan van Sas te hebben gevierd, kregen we vlak daarop een nieuwe burgemeester in de persoon van Rein den Boer. Hij was werkzaam geweest op de secretarie van Zierikzee en was tevens gemeente-secretaris van het nabij gelegen dorp Ouwerkerk. Voor de KVP was hij lid van de Provinciale Staten. Administratief behoefde hij dus niets te leren en bestuurlijk zat het na enige gewenning ook wel goed.
*
Vervelend was het voor hem dat hij midden in de woningmisère terecht kwam. Men dacht natuurlijk: "Nieuwe bezems vegen schoon", met als gevolg dat hij langs alle kanten aan zijn jas getrokken werd. Maar ga jij maar woonruimte verdelen als er geen is. Dat laatste was feitelijk niet nodig geweest. Toch zeker niet in de mate van toen. Sas was namelijk weigerachtig geweest op het punt van het maken van  bestemmingsplannen en de ontwikkeling daarvan. Dat was toch immers alleen maar voor die vreemde bucht! Een opvatting die al na 1914-1918 in bepaalde kringen van het politieke leven gold. Waarschijnlijk uit angst de overmacht te zullen verliezen. Met veel moeite en zorg zijn de problemen uiteindelijk opgelost. De zelfde tijd en het zelfde geld had besteed kunnen worden aan het verwerven van een voorsprong op de buurgemeenten. Het was evenwel niet anders. Den Boer werd voor het blok gezet, maar heeft het aardig opgeknapt.
*
Je kan over den Boer eigenlijk geen moppen vertellen. Temeer niet omdat alle besluiten weer op normale wijze tot stand kwamen in de vergaderingen van B en W en/of de gemeenteraad. Tijdens de oorlog was dat anders. Toen regeerden burgemeesters zelfstandig "namens" genoemde bestuurscolleges.
*
Dat wil niet zeggen dat er onder B en W of gemeenteraad geen opvallende dingen kunnen gebeuren. Om een voorbeeld te noemen. Naast het gemeentehuis op de hoek van de Ooststraat stond vroeger de slagerij van Petrus de Nocker (Peet Keu). In de meidagen van 1940 is dat pand heel zwaar beschadigd. Daar de Nocker ook al de jongste niet meer was, kwam er van wederopbouw niets terecht. De gemeente besloot toen om dat pand te onteigenen om te zijner tijd het gemeentehuis te kunnen uitbreiden naar een plan dat daarvoor door architect Jan Hennink was ontworpen. Goed en verstandig, ware het niet dat de grond in een wat later stadium voor een appel en een ei verkwanseld werd aan de Nederlandse Middenstandsbank. Het gemeentehuis was groot genoeg, zo redeneerde men. Bij die onteigening was ook betrokken het terrein op de Markt, waar Hubert Vercauteren gewoond heeft met zijn vader en zijn zuster Germaine. Het ging om de hoek van de Ooststraat - Markt, tot aan het straatje dat er nu nog is als uitweg voor het pand Nelen aan de Westkade. Er kwam een nieuwe indeling en Vercauteren verhuisde naar de Westkade, waar nu Drogisterij Nelen gevestigd is. Daar werd hij dus de buurman van het gemeentehuis in het ruime pand van de vroegere burgemeester Peet j e Wauters. Dat pand was of is niet alleen ruim, maar heeft ook een behoorlijk groot erf en een achteruitgang naar de Markt via genoemd straatje. Het noodlot wilde dat hij vrij snel gaat sukkelen met zijn gezondheid en na zijn vader komt te sterven. Zijn zuster Germaine bleef toen alleen achter terwijl zij de handicap had van stokke doof te zijn. De toestand was onhoudbaar en daarom besloot de familie huis met toebehoren te verkopen. Wie zou daarin meer geïnteresseerd kunnen zijn dan de gemeente, zo redeneerde men. Maar mis poes, het gemeentehuis werd toen ook niet uitgebreid, het pand werd niet gekocht en zo kreeg de heer Nelen zijn kans. Het was definitief afgelopen met het gemeentehuis waar nu geen centimeter groeimogelijkheid meer in zit.
*
Na de oorlog kwam het tramverkeer te vervallen. Er kwam een liquidatie van de Z.V.T.M. waarbij de eigendommen te koop werden aangeboden. De gemeente kocht toen in de Poel-, Stations- en Tramstraat de grond waarop de trambaan lag. Men moest daarvoor dezelfde prijs betalen als waarvoor indertijd de grond was gekocht. Het stationsgebouw met bijbehorend emplacement liet men liggen, zodat de heren Martens en Garskamp zich de eigendom daarvan konden verschaffen. Toen de gemeente de Canadalaan wilde aanleggen, moest men bij hen terecht en betaalde men behoorlijk meer dan de tram ervoor gevraagd had. Meneer Garskamp had op een bepaald stuk een boomgaard ingeplant. Die moest worden opgeruimd, zodat er een volledige schadeloosstelling moest komen. Dat gebeurde en de fruitboompjes werden verkocht aan Ward van Voren, een slager uit Philippine, die zich ook wat met fruitteelt bezig hield. Hij maakte van een niet zo'n best stuk grond een nieuwe boomgaard aan de Laureijnestraat. Regeren is vooruit zien, dat wel, maar men kon toch echt niet bevroeden dat Sas op l april 1970 zou ophouden te bestaan om daarna samen met Philippine en Westdorpe onder dezelfde naam verder te bestaan. Het toeval wilde dat, in het kader van de ontwikkeling van die gemeente, een uitbreidingsplan werd vastgesteld waarin de boomgaard van van Voren werd opgenomen. Opnieuw moest ze verdwijnen en opnieuw moest er een volledige schadeloosstelling worden uitbetaald. Zo hebben die boompjes zonder veel vrucht te dragen hun geld toch wel opgebracht.
*
Die grappen mag je den Boer niet in zijn schoenen schuiven, want zoals al gezegd, alles verliep op democratische wijze via beslissingen van B en W en gemeenteraad. Wat we hem wel mogen toebedelen is het volgende. Er was een omvangrijke wijziging van de Grondwet tot stand gekomen o. m. als gevolg van het zelfstandig worden van Indonesië. Iets dergelijks moet door de burgemeester plechtig worden afgekondigd. Hij stond op de stoep van het stadhuis tegen de bomen te praten, zodat den Boer dacht: "Ik ga daar toch enig cachet aan geven." Het gemeentepersoneel werd verzocht te komen luisteren en van verschillende dienstvakken werden ook een paar mensen gevraagd. De kapitein van de Koninklijke Marechaussee vond het zo'n leuk idee dat hij ook met 2 of 3 man verscheen. Het ongeluk wilde evenwel dat hij aan de weet gekomen was dat juist op die dag mevrouw den Boer jarig was. Nadat wij braaf ruim een uur naar de ambtelijke taal van de burgemeester hadden geluisterd werden de droge kelen gesmeerd en stelde de kapitein voor om mevrouw den Boer een bloemetje te sturen. Zo gezegd, zo gedaan, maar tegelijk was er voor de burgemeester een geldige reden het gezelschap vroegtijdig te verlaten. Hij nodigde de kapitein uit met hem mee te gaan, met als gevolg dat de kudde onverzorgd achter bleef. Dat konden we niet pruimen en Madammeke Gerardi vulde vanuit haar café op de hoek van de Westkade - Ooststraat, waar later een speelgoedwinkel gevestigd werd, datgene aan wat wij meenden te kort te komen. Mevrouw den Boer haar verjaardag is nooit door buitenstaanders zo feestelijk gevierd als toen. Met alle gevolgen van dien overigens! Wethouder Scheffer kwam op de duur nog in gezelschap van een paar medewerkers op de Stuiver terecht bij Leona (Taveerne Bea-trix). Leona was mevrouw Warrens - De Decker, die op de Stuiver een café exploiteerde . Scheffer was nogal luidruchtig en toen daarover een opmerking gemaakt werd, reageerde hij met de opmerking: "Julder weten zeker nie wa we vandaag al allemaal gedaan én. Wen al een hele nieuwe Grondwet klaar gemaakt."
*
Wethouder Scheffer was wel eens meer het slachtoffer van wat je kwajongensstreken zou kunnen noemen. Als hij bijvoorbeeld zijn winkelboek meebracht om het met behulp van de machine na te tellen, dan zorgde er wel eens iemand voor dat tijdens het tellen de stroom uitviel. Uitgaande van de gedachte dat je veel zelf kunt maken moest er dan een schroevendraaier ter tafel komen en begon hij aan de demontage van de machine. Vóór hij iets kon beschadigen was er weer stroom. Het contact was niet goed geweest of iets dergelijks, maar er kon worden verder geteld.
*
Bij afwezigheid van de burgemeester was hij zijn vervanger. Hij mat onze activiteiten af naar rato van het aantal handtekeningen dat hij die dag had moeten plaatsen. Theo Neve, die de secretarie van IJzendijke met die van Sas had geruild, kwam daarvoor eens op een dwaas idee.
Voor het jaarlijks onderzoek van het bevolkingsregister zijn er verschillende mogelijkheden. Eén daarvan is het toezenden van een formulier, waarop je wordt verzocht de gezinsleden te vermelden die op het aangegeven adres wonen. Zo'n controle was voorbereid en kon de deur uit. Er werd een dubbele briefkaart gebruikt. Op de ene helft stond het verhaal waarom het ging en op het andere deel kon men de gevraagde gegevens vermelden. Het oude voorschrift over het tekenen van te verzenden dienst-post bestond nog altijd, maar werd schromelijk verwaarloosd. De heer Scheffer was werkzaam geweest bij de PTT, waar men hem "de Lange Scheffer" noemde, en kende zodoende dat voorschrift nog.
Welnu, Neve presteerde het om al die kaarten ter ondertekening aan hem voor te leggen. Hij trapte er netjes in en kwam zelfs 's morgens vóór kantoortijd al overwerken om toch maar op tijd klaar te komen.
*
Onder Burgemeester den Boer hebben we de gemeentelijke herindeling van Zeeuwsch-Vlaanderen op l april 1970 meegemaakt. Zijn zilveren jubileum als burgemeester van Sas had hij kunnen maar wilde hij niet vieren. Na de herindeling is hij namelijk getroffen door een hartinfarct en kwam daardoor in een ziekteproces terecht op grond waarvan hij bij een diensttijd van 24 jaar en 11 maanden met vervroegd pensioen is gegaan. We hebben den Boer gemist. Hoe hij als burgemeester is geweest moet een ander maar beoordelen, maar voor het personeel was het een prima vent, een echte "burgervader".
*
Wethouder Colsen heeft hem tijdens zijn ziekte +_ 2 jaar op een voortreffelijke manier vervangen tot dat in januari 1973 de tegenwoordige burgemeester. Drs. Dusarduijn, werd benoemd. Op l april 1970 waren we de gemeente-secretaris, George van den Hemel, kwijt geraakt aan Maurice Bombelijn uit Philippine. De wethoudersposten werden verdeeld tussen Colsen uit Sas van Gent en De Beleir uit Westdorpe en ook de samenstelling van de gemeenteraad was grondig veranderd.
Zo was vanaf die dag alles nieuw en moest er veel worden aangepast en veranderd. Tijd om smoesjes te vertellen of grappen uit te halen was er niet meer en daarom laat ik dit het einde zijn van dit onderdeel van het verhaal.
*
Een paar dingen uit mijn jeugd wil ik toch nog even kwijt omdat ik ze het weten waard vind. Noteer ik ze niet, dan gaan ze door versterving verloren en dat zou jammer zijn.
Het eerste is een verhaal over mijn vader als hoef smid. Voor de verzorging van de paarden had hij een vaste klantenkring, zoals de Meelfabriek, brouwerij Wauters (later Garage Peters), bouwmaterialenhandel Geirnaerdt (nu antiekhandel Winne), enz. Het paard van Wauters was een "zeem". Een zeemkleurig dier dus. Het was heel rustig te houden met een zoet appeltje of een klontje suiker.
Die van de Meelfabriek en van Geirnaerdt werden altijd thuis gebracht als ze klaar waren. Het was een hele kunst om de paarden van Geirnaerdt met een klap op de kont de Zuidstraat in te sturen en zelf zo hard als je lopen kon door de Ooststraat en over de kaai (Westkade) te proberen om het eerst bij La Bourse te zijn. Toen het spelletje ontdekt werd was het natuurlijk afgelopen.
De paarden van de marechaussee werden door een militaire hoef-smid behandeld. Hij besloeg ze "uit de hand", dat wil zeggen, dat hij de hoef van het paard op zijn knie nam en op die manier een nieuw hoef ijzer plaatste. Het waren veelal krengen en soms lukte het hem niet om zijn werk te doen. Dan kwamen ze naar de smis (smederij) en kon de smid zijn werk doen terwijl het paard in de "travaalde" (hoef stal) stond. Dat gaf dikwijls feest, zodat het paard stevig vastgebonden werd en liefjes werd toegesproken tijdens het aaien.
*
Werkpaarden, die naar het buitenland waren verkocht, mochten geen staart meer hebben. Ze werden naar de smis gebracht, soms wel 20 tegelijk, zodat de hele Noordstraat vol stond. Ze werden in de "travaalje" stevig vastgebonden en dan werd in één handeling de staart afgeknipt op de hoogte waar de haargroei begon. Het paard werd op die manier zogenaamd "geblokstèrt". De wond, die daarbij ontstond, werd met een gloeiend ijzer dicht gebrand! Dat was telkens een herrie van jewelste. Om het kot af te breken zo gingen ze te keer. De taak van mijn moeder bij dit gebeuren bestond er in haar kleine jongens dicht bij haar te houden en zenuwachtig op en neer te lopen uit vrees dat haar huis zou instorten.
Tegenwoordig gaat de staart er al af als het veulen nog heel erg jong is. "Couperen" noemt men dat. Ook nu zie je dus geen werkpaard met een lange staart. Dat schijnt te hinderlijk te zijn bij het werken en toch zeker als dat in koppel-verband moet gebeuren. De dieren zwaaien immers met hun staart, die dan op de leidsels terecht komt en de stuurman zijn grip op het span ontneemt. Dat schijnt zo'n beetje de hoofdzaak te zijn voor het verwijderen van de staart.
*
Dan nog even een verhaal over de middenstand. Als kleine jongen werd je naar Genbrugge gestuurd om een kan stroop. Bij die familie waren drie zusters die ik niet uit elkaar kon houden en daarom noemde ik ze altijd alle drie: Emilie - Marie - Sophie. Eén van hen vulde op "de toog" je wit aarden kan met een dikke, heel donkere, huishoudstroop. Daarna werd je naar huis gestuurd met de boodschap, dat je er onderweg niet van mocht proeven.
*
Sas telde in die tijd, inclusief de boerderijen en de Zandstraat, zo'n 2500 inwoners. Dat groepje mensen had de keuze uit de volgende bakkers:
- over de brug (de Oostdam): Stouthamer, Louis Vermandel en bakker Cleemput. Let wel, er was duidelijk onderscheid. Het was gewoon Stouthamer, maar het was Louis Vermandel en Bakker Cleemput;
- in de Ooststraat: Waar nu een sex-shop is, had je Genbrugge. Daarnaast (nu een herenhuis) woonden de "kinders Hamelijnck". Bij Genbrugge waren drie zusters en twee broers bij elkaar (Emilie, Marie en Sophie met Frans en Guust). Bij Hamelijnck waren het vier zusters en twee broers (Virgenie, Marie, Gabrielle en Anna met Charles -Karel Duivenstront-en Joseph). Alleen voor de familie Hamelijnck gold het predikaat "de kinderen";
- op de Kaai (Westkade) hadden we Fransje Hamelijnck (nu Chinees restaurant) en op de hoek Ko Smidt (Jac Th. de Smidt) ;
- in de Brakkestraat (Gentsestraat): bakker van Leemput, opgevolgd door Pol Fermont (nu Maas Modes);
- in de Noordstraat: Mele Gijsel (Mele Kruut);
- in de Kloosterlaan: Leon van den Hemel;
- in de Zandstraat: Leon Van Bracken en Maurice Goethals. Als ik er geen vergeten heb, dan heb ik er een dozijn bij elkaar. Leuk om dat eens te vergelijken met nu, terwijl het aantal inwoners verdubbeld is.
Er kwam wel eens verandering. Frans Hamelijnck verdween op de Kaai, maar Johan Colpaert kwam er voor in de plaats, later opgevolgd door Suijkerbuijk.
Na de oorlog verhuisde bakker Cleemput van de Prinsenkade naar de Stationsstraat.
Alle bakkers van vroeger bezorgden alles thuis. Zo'n grote mand vóór op de fiets of een driewieler of bakkerskar. Later werd het een auto. Pol Fermont bezorgde op de meest originele manier met een gerij.
*
Met de "slachters" (slagers) was het al net zo. Over de brug, aan de Oostdam, had je Kras, die als leuze gebruikte: "Heel Sas naar Kras.". Dat zou hij wel gewild hebben, maar er waren er nog een paar.
Op de Kaai: Paul Hamelijnck en Peet de Nocker. In de Gentsestraat: Louis Vermeet als varkensslager en vlak er naast Piet Vermeet als runderslager. Hans Stellenaar zit op de plaats van Louis Vermeet.
Op de hoek van de Markt - Ooststraat (nu sex-bioscoop) dreef Frans Vermoet een slagerij annex café en in de Ooststraat kon je terecht bij Cesar Bockstael (nu deel van "De Gastronoom"). In de Noordstraat trof je Jan Vermoet (nu Gelderland), in de Grootmajoorstraat Florent Vermoet (nu leegstaand winkelpand naast bakker Freijser - later lunchroom) en op de Kleine Markt Victor Gijsel (gesloopt pand hoek Noordstraat). In de Stationsstraat is langere tijd gehuisvest geweest het café annex slagerij van van Dijk (nu deel van het bedrijf van Acke). De poging van Clement de Nocker om een slagerij te beginnen in de Wilhelminalaan mislukte, evenals die van Jo Vermoet op de Westdam (nu Dellaert). De veel latere vestiging van Verbiest, later Koopman en nu snackbar, hield het evenmin vol. Op de Westkade, hoek Tramstraat, had Adelène de Block meer zakelijk succes, maar zijn gezondheid liet hem niet toe het bedrijf voort te zetten.
In de Zandstraal woonde geen slachter. Daar vierde de huisslachting hoogtij ofschoon ook in de kom van de gemeente menig keutje op één oor werd gelegd. Bij mij thuis bijvoorbeeld (gezin van 9 personen) minstens twee per jaar.
Alles bij elkaar heb ik er toch weer meer dan een paar genoemd. Ook zij bezorgden alles netjes aan huis, sterker nog, in de loop van de week kwamen ze aan huis de bestellingen opnemen tegen het weekend.
Tegenwoordig moeten we het met een paar ambachtelijke bakkers en slagers doen. De super-markten hebben in die branches hun kracht al lang doen gelden.
Er is nog meer verdwenen (zoals café's, melkboeren, enz.) maar dat terrein zal ik maar laten liggen voor een ander. Voor mij is het meer dan genoeg geweest.

Sas van Gent, zomer 1985.