De vesting 1644-1750
Op 28 juli 1644 begon Frederik Hendrik, Prins van Oranje met het beleg van Sas van Gent. Groot was de tegenstand, die hij van Spaanse zijde ontmoette. De prins had zijn hoofdkwartier in Assenede. Omdat de Spanjaarden verschillende pogingen ondernamen de vesting te ontzetten, moest Frederik Hendrik zijn legerplaats versterken, door er een dubbele gracht van twaalf voet breedte om te laten graven. Op een dijk lopende van Assenede naar Sas van Gent werd een batterij van zes stukken opgeworpen. Langs deze dijk bereikte men eindelijk de gracht van de contre-escarp. De troepen van de Prins slaagden erin twee bruggen te slaan over de eerste gracht en veroverden zo een groot gedeelte van de contre-escarp. Nu stonden de Staatse troepen voor de diepe en brede vestinggracht. Over die vestinggracht werden twee gaanderijen gebouwd (dit zijn overdekte bruggen). De Spaanse bevelhebber was bevreesd voor een bestorming der stad en verzocht om onderhandelingen. Op 5 september 1644 des morgens om 9 uur, capituleerde de vesting Sas van Gent. Dat bracht veel veranderingen met zich mee. Zo kwam er in 1645 een schepencollege met rechtspraak en alle zaken. De keur van Axel, Biervliet en Terneuzen werd voor het Sas van kracht verklaard. Er kwam verandering in het erfrecht en huwelijks goederenrecht. Op Godsdienstig terrein kwam er ingrijpende verandering door het verbod van uitoefening van de Katholieke eredienst. Sinds 1645 kan Sas van Gent als een 'stad' worden beschouwd.
Na de vrede van Munster in 1648 ging de economische betekenis van het kanaal sterk achteruit. De Schelde was immers gesloten er was geen handel met de stad Gent meer mogelijk. Dat kanaal werd als gevolg daarvan schromelijk verwaarloosd, maar de vesting nam in betekenis toe. Die werd uitgebouwd tot één der sterkste vestingen van Europa.
Sas van Gent was toen niet meer een poort voor Vlaanderen, maar:
Een dolk, gericht op het hart van Vlaanderen
De vestingwerken van “Het Sas van Gent” waren zeer uitgebreid. (zie de kaart van Hattinga) De vesting was voorzien van zeven bolwerken:
Bolwerk Hollandia
Bolwerk Zeelandia
Bolwerk Generaliteit
Bolwerk Oranje
Bolwerk Nassau
Bolwerk Coehoorn
Bolwerk Vassy
(Een bolwerk of bastion is het vijfhoekig uitspringend deel van de was van een vesting, fort of schans. De bolwerken zijn onderling verbonden door courtines, dit is een muur van het ene bolwerk naar het andere).
Ook werden er vijf ravelijnen aangelegd:
Ravelijn Stuart
Ravelin Wilt of Ruitenburgh
Ravelijn Ivoy
Ravelijn Firens
Ravelijn
(Een ravelijn is een driehoekige voorschans in de gracht, die dient om de weg tussen de bolwerken te dekken. Een ravelijn ligt dus altijd tegenover een courtine).
Enige Lunetten:
Lunet de Scheepswagt
Lunet voor den Tant
Lunet Amelia
Lunet De Reserf
( Een lunet of brilschans is een buitenwerk los van de eigenlijke vestingwerken. Een lunet ligt meestal voor een bolwerk of bastion om dit te beschermen. Hier dienen ze om de toegang tot de vaart, die dwars door Sas van Gent loopt, te beschermen)
Drie poorten:
De Gentse Poort of Boheemse poort
De Axelse Poort of Oostpoort
De Philippine Poort of Waterpoort
(Alle drie zijn ze afgebroken in 1826)
De voltooide vesting moet een prachtstuk van vestingbouw geweest zijn. Zuiver regelmatig kon de vorm van de vesting niet zijn, omdat de ligging van de sluis daartoe een beletsel vormde. Naar regelmatigheid is wel gestreefd. De punten van de zes bolwerken liggen in cirkelvorm en de afstanden tussen die punten zijn bijna gelijk. Er is voortdurend aan de vesting gewerkt, om haar aan de steeds wisselende eisen van verdediging aan te passen. In 1672 maakte de Republiek der Verenigde Nederlanden een moeilijke tijd door. Ook voor de vesting Sas van Gent waren het benarde tijden. Nog voor de officiële oorlogsverklaring vielen de Fransen troepen de Zuidelijke Nederlanden binnen. De Fransen probeerden door verraad de Sasse vesting in handen te krijgen. Ze probeerden de bevelhebber van het fort St. Anthoon om te kopen. Deze commandeur speelde het spel mee, maar waarschuwde de Prins van Oranje. Om de Franse troepen tegen te houden, werd door de Raad van State op 7 en 20 juli 1672 gelast de dijken van de jonge Canisvlietpolder bij het Pas en aan het fort St. Marc door te steken. De poging Sas van Gent in handen te krijgen was mislukt.
In 1696 werd een getij-korenmolen in de vestingwal gebouwd, compleet met aan en afvoerleidingen. Deze werkte dus op het verschil van het waterpeil bij eb en vloed. Om te voorkomen dat het zoute zeewater in de vestinggrachten kwam, werd gebruik gemaakt van een ingewikkeld stelsel van sluizen en grachten. Ook een z.g. stenen beer had een de waterstand regulerende werking. Een bijzonderheid in de Nederlandse vestingbouw was de zeer zeldzame toegepaste z.g. omgekeerde courtine, die nodig was om dit kanalenstelsel behoorlijk te doen functioneren. Deze nieuwe getij-korenmolen was één van de eerste van dien aard in ons land. Ofschoon in deze tijd drie korenmolens op de wallen stonden, op Coehoorn, op Oranje en op Generaliteit, achtten onze vestingbouwers de aanwezigheid van een geheel bomvrije korenmolen van groot belang. De molens op de bastions waren in die tijd van belegering inderdaad te kwetsbaar. In het verslag van de gebeurtenissen bij het beleg van 1747 lezen we: “Het graan dat in het hospitaal was, opgeslagen en in zekerheid laten brengen en met het malen een aanvang gemaakt.”
Een plattegrond van deze molen laat zien dat het rad in een zijkanaal draaide, dat met twee openingen in het hoofdkanaal uitkwam. Dit hoofdkanaal liep door een groot gemetseld gewelf onder de hele breedte van de vesting door. Dit gewelf is het enige, thans nog bewaard gebleven deel van de vesting. Ook een opslagruimte voor het graan en een ruime bakkerij vonden een plaats onder de grond, onderling en ook met Bastion Zeelandia verbonden met een aantal ondergrondse gangen. In het midden van de 18e eeuw werd in de coutine tussen Hollandia en Vassy een tweede bakkerij gebouwd eveneens bomvrij. Ze lag achter het Sasmeesterhuis.
Bastion Zeelandia stond op haar beurt via een gangenstelsel in verbinding met Bastion Generaliteit. Er bestaat nog een rapport, dat vermeldt, dat in 1785 nog reparaties aan de molen zijn verricht. Ondanks de meer dan een eeuw durende ontmanteling van de vesting, was rond 1930 nog deze hele watermolen met bakkerij, bergplaats en gangen vrijwel intact. Ook het z.g. Molenwater met sluiswerken en stenen beer bestond toen nog.
In 1740 brak de Oostenrijkse Successieoorlog uit. Ook de Republiek der Verenigde Nederlanden raakte hierin betrokken, omdat zij in 1713 de Pragmatieke Sanctie ondertekend had. Bij de Pragmatieke Sanctie werd bepaald, dat de Habsburgse landen na het overlijden van Karel VI onverdeeld zouden blijven en dat bij het ontbreken van een mannelijke troonopvolger Maria Theresia haar vader zou kunnen opvolgen. De ondertekende landen verplichtten zich Maria Theresia bij een geschil over de erfopvolging met de wapens bij te staan. Toen in 1740 Karel VI overleed, betwistten Beieren, Saksen, Spanje en Frankrijk Maria Theresia de rechten op de troon. In de oorlog die nu uitbrak, was de Republiek der Verenigde Nederlanden zeer ongelukkig. De troepen van Koning Lodewijk XV drongen al gauw de Oostenrijkse (zuidelijke) Nederlanden binnen. In 1747 veroverden de Fransen Gent. Op 17 april 1747 verlieten de Franse troepen de stad Gent en marcheerden richting Sas van Gent. De stad werd door de Fransen beschoten. Bij deze beschieting gingen N.H.Kerk en verschillende huizen in vlammen op.
Als je de tekeningen en de maquette bekijkt, dan ben je geneigd te zeggen: deze vesting was onneembaar, maar nochtans werd er in 1747 van daaruit weinig weerstand geboden aan de belegerende Fransen. Al heel spoedig gaf de vesting zich over. Na de vrede van Aken in 1748 moesten de Fransen de stad weer ontruimen en kwam Sas van Gent weer in Hollandse handen. Toen de Fransen de vesting verlieten, begon eigenlijk al het verval: een geringe bezetting, weinig materieel en gering onderhoud. Wel werd er bij het uitbreken van de Franse revolutie snel hier en daar wat reparatiewerk verricht, dat achteraf overbodig bleek, want de Fransen die in de vesting terugkeerden, begonnen meteen met de ontmanteling en het wegbreken van de poorten. De vrede heeft niet lang geduurd. In 1795 verklaarde de Franse Republiek de oorlog aan alle vorsten van Europa en aan de Stadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden. De Franse troepen en de uitgeweken patriotten rukten de zuidelijke Nederlanden binnen. Op 5 februari 1795 stelde Zeeland zich onder Frans bestuur en weer trokken de Franse soldaten onze vesting binnen. Sas van Gent maakte voortaan deel uit van het Franse departement de L’Escaut. Voor onze vesting had dit tot gevolg dat al in datzelfde jaar het beruchte “Comité du Salut Public”de slechting van de vestingwerken gelastte. Veertien jaar lang werd er aan gesloopt tot in 1809 de werken werden stopgezet. In de volgende jaren werd zelfs weer aan de herstelwerkzaamheden begonnen. Een gedeelte van de vesting werd weer “opgemaakt”. De bevrijding door de Russen in 1814, onder bevel van de Kozak Kolonel Graaf Beyhaloff van de Don, is dan ook niet meer geweest dan een farce.
Dat gold ook voor de latere verovering van bendeleider Ernest Gregorie die met zijn troepen in 1830 Sas van Gent veroverde bij de afscheiding van België.
Maar niet voor lang: Bij Kon. Besluit van 21 juni 1816 werden de bestaande wallen aan de domeinen overgegeven en verpacht. Ruim 100 jaar lang heeft de sloopwoede van de 19e en 20e eeuw in onze roemruchte veste huisgehouden en praktisch geen steen meer op de ander gelaten. Hele gezinnen leefden uitsluitend van wat het sloopwerk hun opbracht. Vooral in de crisisjaren rond 1930 werd de vesting Sas van Gent de genadeslag toegebracht. Onder burgemeester Hoefnagels werden de nog bestaande gedeelten door een heel leger werklozen in “werkverschaffing”met de grond gelijk gemaakt. Bijna alles werd aan de vernietiging prijsgegeven. Alleen een gedeelte van bastion Generaliteit, onder de ruïne van de molen en wat nog rest van de getij-korenmolen zijn bewaard gebleven als een herinnering aan een groots verleden.
Het doortrekken van het in 1827 in gebruik genomen kanaal van Terneuzen gaf de Gentenaren pas voldoening. Na drie eeuwen van een droom na streven van ontsluiting te verkrijgen met de zee kon men eindelijk de vruchten hiervan gaan plukken.
Daarom vierde Gent in 1977 luisterrijk het 150-jarig bestaan van dat kanaal, terwijl Sas van Gent in 1947 op overigens niet minder luisterrijke wijze al het 400-jarig bestaan had herdacht.