Heemkundige Kring Sas van Gent


En toch ging

De grote staking en beroering in Sas

Het pad van de ondernemer gaat niet over rozen. Het eisen van hogere lonen en betere arbeidsvoorwaarden, het dreigen met stakingen en prikacties. Het zijn allemaal stekelige doorns op het directeurenpad. Tegenwoordig gaat het allemaal nog netjes. De heren vakbondsonderhandelaars, niet meer te onderscheiden van “meneer de directeur” gaan met de directie aan tafel. Het is loven en bieden over en weer en meestal blijft de schoorsteen wel roken. Ook tijdens de arbeidsonrust van de afgelopen weken was er geen sprake van staking op grote schaal in de Kanaalzone. In 1929 was dat anders. Het spook van de staking waarde rond. Ook de stijfsel en glucosefabriek ontkwamen er niet aan ondanks twee zeer dreigende brieven van de directie aan het adres van Jan Modaal in de fabriek.
Brief directie“Al zouden er maar twee werklieden aanwezig zijn, dan zullen wij werken met die mensen, zijn er tien, dan met tien en zijn er honderd of meer, dan met honderd of meer”, zo lieten de bazen weten. De oplossing lag voor de hand vonden zij: “De goederen, die wij hier niet kunnen aanmaken, laten wij ter aanvulling uit het buitenland komen, alwaar in zoveel grotere fabrieken de stijfsel goedkoper gemaakt kan worden dan hier. Zo nodig laten wij al het stijfsel uit het buitenland komen”. Jawel, zo ging dat, maar er zat wel een gevaat in voor de “werklieden”, met staakneigingen, want zo vervolgde het epistel op niet mis te verstane wijze: “Indien onze stijfselafdeling eenmaal geheel zou zijn stopgezet en eenmaal een aanvang is gemaakt met het stijfsel uit het buitenland te laten komen, dan is er een groot gevaar, dat er hiermee in de toekomst wordt doorgegaan”. De moraal van de waarschuwing is duidelijk: Nu werken anders hoeft het straks niet meer.
Je zou het haast niet geloven, maar het was voor de eigen bestwil van de werklieden. “Het is in ieders belang, behalve dat de fabriek zelve, die er onverschillig tegenoverstaat, dat een dergelijke toestand wordt vermeden”, zo schrijft de directie. Voor de arbeiders die dit schrijven te verteren kregen en toch het bedrijf stil wilden leggen, was er na eventueel ontslag nog wel een mogelijkheid om aan het werk te komen, ondanks de heersende crisis. Immers de Nederlandse Stikstofmaatschappij bouwde in Sluiskil een geheel nieuwe kunstmestfabriek en op die “bouw”was best een centje te verdienen. Allemaal goed en wel, aldus de directie van de stijfselfabriek, “maar wat zal er deze winter gebeuren wanneer de bouwwerken in Sluiskil en elders door de vorst zullen zijn stopgezet”.
Nauwelijks nog hadden de “bedienden en meesters” het directionele stuk verteerd of op 21 september kwam een tweede brief “aan den heer werkman uit de fabriek”.
Harde taal deze keer en rechtstreekse dreiging met ontslag als er gestaakt zou worden. “Indien men u heeft voorgespiegeld dat er door staking iets gunstigs te bereiken was, dan heeft men u belogen en heeft men u bedrogen. Van toegeven onzerzijds is geen sprake en geen der door staking of vreemde inmenging gesteunde eisen zullen worden ingewilligd. Onthoud dit goed”.
De directie vertelt verder, dat ze zeker weet dat 80 procent van de werkleden niet wil staken. Achteraf bleek die indruk niet bepaald juist. De stijfsel- en glucosefabriek gingen evenals de Cokesfabriek te Sluiskil voor enkele weken plat.
De eisen van de vakverenigingen in die dagen van crisis repten nog niet van prijscompensatie of de verhouding winst-werk. Op 21 september gingen het om welgeteld 22 gulden door het bedrijf toe te kennen als minimumloon. Bij de stijfsel- en glucosefabriek kreeg volgens de directie slechts 10 procent van de arbeiders een loon dat lager lag dan dit bedrag.
“Praktisch gesproken en op een enkeling na hebt u dus dat minimumloon. Om aan het geklets van opruiers en ophitsers een eind te maken wensen wij u er echter op te wijzen dat de onlangs uitgeloofde gezamenlijke premie van f 250, - per week geenszins tijdelijk is of verminderd wordt. Dat is wel degelijk een vaste premie en de directie heeft het niet in de hand deze af te schaffen. U moet die f 250, - aanschouwen als een minimum. De directie is van plan deze premie nog te verbeteren, echter natuurlijk niet zolang de stakingsgeruchten aan den lucht zijn”.
Een tweede eis van de werkliedenbond was het beter betalen van overwerk. Allemaal goed en wel, aldus de directie maar dan moet er ook gewerkt worden en geen sjekkies gedraaid. Ziehier, ter illustratie het verhaal van “het atelier”, de mechanische werkplaats van de stijfsel- en glucosefabriek waar blijkbaar de grootste luilakken van het bedrijf rondhingen.

De directie aan het woord: “Er wordt gevraagd 50 procent vermeerdering voor overwerk
’s nachts en 100 procent ’s zondags. Mannen uit de fabriek, ziet gij niet dat deze eis geheel en al in het voordeel is van het atelier en niet van u. Immers de fabrieksmannen maken geen overuren, althans zeer weinig. En waarom maakt het atelier overwerk. Omdat zij gedurende de week zo slecht werken, dat zij overwerk en zondagwerk nodig hadden om hun fouten goed te maken. Immers gij weet toch hoe er de laatste tijd in den atelier gewerkt werd en hoe slecht alle machines onderhouden werden. En dan zouden wij, dat overwerk, dat veroorzaakt wordt door eigen schuld van het atelier nog dubbel moeten betalen. Mannen, dat krijgt het atelier niet gedaan. Wanneer wij moesten toegeven dan zou een man van het atelier die op zondag in de fabriek wat sigaretten komt roken bijna 10 gulden uitbetaald krijgen, waarvoor gij fabrieksman drie dagen moet werken. Mannen, deze eis wordt nooit of nooit ingewilligd”.

Basta en daarmee uit, klare taal van de directie, die wat betreft de derde eis wat toegevender was. Het doorbetalen van christelijke feestdagen en een betaalde vakantieweek, daar viel wel ver te praten, “ maarniet zolang er kwestie is van staking”.
Oproepen als “open toch uwe ogen en neemt de zaak niet te licht op”, en “als ernstig man en goede huisvader moet gij hieraan denken en we verwachten dan ook van u dat u maandag als gewoonte op uw werk verschijnt”, speelden in op de emoties van het arbeidersvolk. Het venijn zat echter in de staart, want zo besloot de directie: “mocht dit niet het geval zijn, dan moet u deze brief aanschouwen als uw ontslagaanzegging en verliest u ook alle recht op het stuk grond dat u eventueel kosteloos van de fabriek in bruik zoudt hebben genomen”.
Het heeft niet mogen baten. De stijfsel- en glucosefabriek, vanouds bekend als het “stijfselkot”ging plat. Dat was zoals eerder gemeld, ook het geval met de Cokesfabriek. Maar met de staking had, “den heer werkman”zijn schrale duiten nog niet in huis en bovendien de overheid greep in. Dat ging niet, zoals onlangs via de eerbiedwaardige persoon van de rechter in Utrecht, maar met harde hand. De marechaussee sloeg in op het stakend rapalje. Op de oude brug van Sluiskil troffen de militaire politie en het roerig “gepeupel” elkaar op een mooie najaarsdag in 1929. Het ging er hard aan toe op die smalle brug. Met de botte kant van de sabel werden de stakers van de “Cokes”uiteengedreven.
Ook in Sas van Gent greep de marechaussee in. Ze moesten er de werkwilligen bij het stakersvolk bekend als “ratten”en “onderkruipers”begeleiden naar de fabriek.
Ook het Kleine Marktje in Sas van Gent was het toneel van een minder vredelievend treffen van gezag en stakers. De achterkant van de sabel herstelde ook hier de orde. In die dagen was er van Sas van Gent een samenscholingsverbod van kracht. De figuur van “Zwarte Zus” maakte furore in het kanaalstadje. Als aanvoerster van de vrouwen leerde de plaatselijke overheid onder aanvoering van burgemeester Hoefnagels, haar maar al te goed kennen. “Zwarte Zus”was de vrouw van Herman Teunis, stakingsleider en bedrijfsleider bij de stijfselfabriek. Teunis was ook de man die als gevolg van de staking zijn baantje kwijt raakte. De directie duldde hem niet meer op het bedrijf en zwierde hem buiten de poort. Moeder de vrouw sprak trouwens toch een geducht woordje mee. Tijdens de eerste week van de staking bij de stijfsel- en glucosefabriek moest de kassier van dit bedrijf het ontgelden. De strijdbare vrouwen hadden zich over zijn persoontje ontfermd en hielden de arme man boven het toen nog zuivere water van het kanaal Gent-Terneuzen, toen de marechaussee arriveerde.