Heemkundige Kring Sas van Gent


Canisvliet en zijn omgeving

Binnen en Buiten

1. Voorgeschiedenis

In het laatste ijstijdperk, toen het zeepeil verhoogde, ontstond de Noordzee, die door aanhoudende westerstormen steeds meer werd uitgediept, omdat die hevige windvlagen zandstormen veroorzaakten, die verantwoordelijk zijn geweest voor de vorming van duinenrijen vanaf Duinkerken tot aan Denemarken toe. Stormvloeden en opgejaagde golven sloegen gaten in het moerassig gebied tussen de zuidelijke zandweg Antwerpen - Overslag - Zelzate – Boekhoute en de noordelijk gelegen gebieden, waarop later Schouwen, Duiveland en Beveland gelegen waren. Dit moerassig gebied heette het Helle in het Romeinse tijdperk ontstond op deze manier in het Helle een binnenwater: "de Borszee”, of Heydenzee.
Na een doorbraak van de duinen bij Vlissingen werd de invloed van eb en vloed langzamerhand merkbaar op de Borszee. Het, zoet water werd brak, daarna zout en er vormen zich aanslibbingen van vlieten en moerassen. Het noorden van Oost-Vlaanderen had tot ongeveer het jaar 1000 meer voor- dan nadelen gehad van de moerassen: het kon er zijn water op lozen. Maar nu kreeg het overlast van het getij. Wanneer storm en springtij samenvielen werd het zoute water een levensgrote bedreiging. Uit die tijd stammen dan ook de eerste dijken. Geen dijken nog om schorren in te polderen, maar uitsluitend opgeworpen met het doel: het Vlaamse binnenland te beschermen.
De Noormannen, die zich op het eiland Walcheren hadden teruggetrokken, waren de eerste opwerpers van dijken (837).
Ïn tegenstelling met het Zwin, nam het vermogen aan de Wielingen steeds toe. Oude moerassige oevers, op vele plaatsen wild begroeit, verdwenen en de stille binnenzee veranderde in een snelvliedend water, met steil afgeknaagde oevers. Eeuwen gingen voorbij, vóór dat eb en vloed een bevaarbare doorgang hadden gegraven. De naam Borszee, gewijzigd in Heydenzee was nu Mare geworden.
Naarmate de kracht van eb en vloed bleef groeien, groeide ook steeds meer het Gat van de Wielingen. En zo ontstonden er schorren. Hoe snel een schor kan ontstaan, weet iedereen, die ooit aan de Scheldestroom heeft gewoond. Binnen 50 jaar kan er een verhoging ontstaan zijn van là2 meter.
"De naam Vlaanderen (Flandría) komt het eerst voor omstreeks het jaar 678 in een levensbeschrijving van St. Eligius (588 - 659) door St. Audoenus, die in Vlaanderen het christendom predikte.
Vlaanderen was rond het begin van onze jaartelling een woest en onherbergzaam bebost moerasgebied, waar in het westelijk deel de uit Germanië weggedrongen Menapiërs woonden en in het oostelijke deel de van Keltische afkomst Moriniërs. Morinië was de landstreek gelegen tussen de Leie en de Lieve tot tegenover Antwerpen; later in onderdelen gesplitst in het land van Waes, het Land van Gent en de Vier Ambachten.
Vier plattelandsdistricten door Hendrik II geschonken aan de Graaf van Vlaanderen, Boudewijn IV - met - de – baard, groeiden uit tot de 4 Ambachten, waarin Canisvliet.
Met het oog op bedijking werden meerdere schorren door Koninq Dagobert, Lodewijk de Vrome (840) en Graaf Filip (1167) aan abdijen als gift overgemaakt, o.a. de schorren bezuiden Axel.
Deze kloosters oefenden niet alleen als grootgrondbezitters invloed uit op onze streken, maar waren ook van belang voor landaanwinning en oeververdediging. De voornaamste waren Sint-Baafs en Sint Pieter, de Cisterciëncers-abdijen Ter Duinen (Koksijde), Ter Dorst (Lissewege) en Baudelo (Klein-Sinaai).
Waar zij kwamen bouwden zij een "Uithof" d.i. een schuur en bijgebouwen. Het waren ondernemers die aan de boeren middelen verschaften om het werk te verrichten. Deze gaven daarna de gewonnen grond in leen, waarvoor ze tienden moesten betalen. Een vorm van geldbelegging om zo inkomsten - vooral in natura - te verkrijgen voor de vaak zeer grote kloosterbezetting. Ook adellijke families gebruikten deze manier van geldbelegging.
Assenede en Axelerambacht, waarop Canisvliet grondgebied, kregen rechten en vrijheden (keure) van Graaf Filips van den Elzas (1168-1191) door Gravin Johanna van Constantinopel en de Vlaamse graaf Thomas van Savoye (haar tweede man in 1237) bevestigd in 1242.
De Mare kreeg steeds meer kracht en weldra bleken de eerste dijken, o.a. de Yvedijk, opgeworpen ter gelegenheid van het graven van de Lieve (1269) van Gent tot Aardenburg in l25l onder Margaretha van Constantinopel, te laag en te zwak. Bij elke storm was er schade.
De Graven deden beroep op de keure: verplichting tot dijkherstel.
Dat Axel in de XIIde eeuw al een haventje van betekenis was op het kanaal Gent, Zuiddorpe-Axel, blijkt uit de verplichte bijdrage van "Twee heerkoggen" bij zeetochten.
Onder Jan van Namen, de oudste zoon (uit het tweede huwelijk) van Gewijde van Dampierre, werd de vermaarde waterkering opgeworpen, naar hem Graaf Jansdijk genoemd, lopende van Antwerpen tot het Zwin. Al de schorren van de vier ambachten, buiten de kringen der dijken, werden hem toegewezen in 1285 en 1369.
Canisvliet lag binnendijks van de Graafjansdijk. Hoe zag het terrein er toen uit?
Van de aanslibbing heeft het moeras ongetwijfeld een aandeel gekregen. In hoever? Wat was de naam van de Canisvlietpolder in die tijd?

Het eiland Schoonevelt in de monding van de Honte werd aangevreten.
Doordat de stroming in hevigheid toenam, kwamen er steeds meer overstromingen. In 1377 scheurde Walcheren van Cadzand en Biervliet van Vlaanderen.
1404 - De Braakman, voor de eerste maal vernoemd in 1360, groeide uit tot Dullaert (Woestaard) in 1375 – 1376. Het "Polderken" (Westdorpe - ten westen van Axel) kwam met de Elisabethsvloed van 15 november 1404 onder water tot aan de kapel.
Het eiland "Wevelsvale" een enorme kleiplaat in de huidige Braakman verdronk met 4 kerkdorpen. De Graafjansdijk was deerlijk gehavend en op vele plaatsen weggespoeld. De verenigde eigenaars van de polders wierpen de Landdijk op (deels met de resten van Graafjansdijk, deels nieuw) van Damme tot Calloo, werk dat in 1407 onder Jan zonder Vrees
werd voltooid.
Met de springvloed van 1440 en 1480 sloeg de Braakman opnieuw toe. Westdorpe en vele plaatsen ten noorden ervan kwamen onder water.
Oorlogshandelingen (inundaties) en stormvloeden o.a. 1492 tijdens het bewind van Maximiliaan van Oostenrijk bepaalden het definitieve karakter.

Westwaarts rond Axel werden grote zeegaten geslagen (Bolixate en Hellegat).
Oostwaarts sloegen het Sassegat en de Braaknan samen tot een binnenzee. Het was de eerste complete vernietiging van deze landstreek. Zelzate en de schorren ten noorden overstroomden voor vele jaren en lagen “met de zee gemene".
Eeuwen zeegeweld werd zo door onze schorren opgevangen en liep dood tegen de zuidelijke zandbrug. Wethouders en belanghebbende eigenaars, waaronder vooral de abdijen, trachtten nieuwe rampen te voorkomen en bouwden in 1498 in het zuiden een totaal nieuwe dijk, de Wachtebeke - en de Kernemelkdijk (op kaarten de dijk van Zelzate). Uit een aanbesteding (1497) blijkt dat de landdijk is hersteld, verdeeld in kavelingen van Terneuzen via Westdorpe naar Boekhoute.
Zo werden de schorrengronden in kwestie afgebakend. Een voor mensen vrijwel onbewoonbaar moeras, begroeit met struikgewas op de schaarse opwassen. Ze deden dienst, wat ze nu via de Oudeburgse sluis nog doen, a1s afvoerreservoirs voor het teveel aan hemelwater in het achter1and" "C. Bracke".
Ten zuiden ervan lagen zandruggen, waarop de nederzettingen Overslag, Wachtebekee, Zelzate, Zuiddorpe en het fort Sint Marcus. Die zandruggen bleven zwaar bebost tot in het begin van de 19de eeuw. De raad van Gent verplichtte de gezamenlijke moerasbezitters rond de Lange Lede, om dit kanaal in te dijken en van een sluis te voorzien. Hiervan hadden Axel en de bezitters een sleutel, om één of twee dagen van de week schepen door te laten. Wie ‘s nachts dijken doorstak werd voor 50 jaar verbannen "uit den lande van Vlaanderen"" Dat blijkt uit een proces van de moerbezitters net de schepenen van Gent in 1481.
Overslag was in de vroege middeleeuwen een aanleg- en overhaalplaats voor kleine schepen, die toen een levendige handel onderhielden over Zoutvliet en Zoutlee tussen Triniteit, het Axeler Ambacht en Gent.
Zo was Zelzate (sel en zaete) een plaats waar zoutketen waren. Daring werd uitgegraven, het veen gedroogd en dan in brand gestoken. Dat was het "selbermen", het zoutbranden. Het zout bleef over en werd van de as gereinigd. Het daring-delven in de Zelzaatse heide ten noorden van de Krekeldijk, in Zuiddorpe, Sint-Kruiswinke1 en Wachtebeke veroorzaakte enorme vergravingen en wateroverlast in de poelgronden. De zeedijk liep gevaar. In 1500 werd het verboden. Men moest ruw zeezout in de zoutketen gaan raffineren. Er werd zouthandel gedreven met Frankrijk (Bourgneuf-s-Loire) le Bourrage bij het eiland Oléron, Portugal (Sint-Abel") en Spanje (Mariapoort bij Cadiz).
Op 26 mei 1547 (de geboortedatum van Sas van Gent) gaf Karel V toestemming om een kanaal te graven. In 1549 was de Sassevaart klaar; hierdoor werd de Poel van Canisvliet afgesneden. Op 4 april stond de Braakman in verbinding met het kanaal door een Zeesluis: het Sas van Gent,

De Geuzentijd betekende het definitieve einde van vele kloosters. Voor al de maand augustus 1578 was fataal: de rijke abdijen Baudelo, Waarschoot, Nieuwehove, Oost-Eeklo, Doornzele, Dronqen en Ter Hagen werden verwoest. De zee, de godsdiensttwisten en de 80-jarige oorlog
(1568-1648) veroorzaakten veel verwoestingen. Spanje beheerste de streek met een ring van forten langs de schorren, gebouwd v6ór de val" van Axel (1586) en het twaalfjarig Bestand (1609-1621). Ze lagen knus tegen de zeedijk van 1498. Ze hadden de volgende namen:

’t Klein Gent -- aan de Zwarte Hoek
Passchans -- over de bnug van Sas: Passluis
Sint Antonius - aan de huidge heuvels, waar destijds Polydoor Hemrijck woonde.
Sint Pietersredoute -- aan de Pierput, waar de Kernemelkpolder uitwatert.
Sint Jan -- nu het buitenverblijf van de Heer Puylaert
Sint Marc -- aan de Marcussstraat, waar jachtopziener De Coninck woont
Sint Elooi -- einde huidige Molenverkorting
Sint Bernaerts -- aan de uitwatering tegen de Franciscusdijk naar de sluis toe
Sint Franciscusfort -- tussen Sint Elooi en Sint Jan

Er was zelfs een Spaans kerkhof op de Lange Lee naast de Wed. Bonte en van Assel waar nu de wip staat. De hulp van Koningin Elisabeth van Engeland heeft mede dat succes van de Verenigde Provincies onder de Prins van Oranje mogelijk gemaakt. Axel werd op Spanje veroverd in 1586. Wat door de vloed van 1480 was gespaard (Canisvliet binnen), liet Prins Maurits in 1586 onderlopen door de Bolixate door te steken om de fortengordel doelloos te maken (Pas na de val van Hulst in 1645 viel deze fortenrij in Nederlandse handen). "Het stadje Axel zag de vloedgolven tegen zijn wallen slaan, in een enorme zeearm, die zich over Axel naar Hulst begaf, en van daar naar de Hont tussen Zaamslag en Stoppeldijk" (auguste Havenith)
Uit de Geul werd Canisvliet geboren:
In één honds-beet (canis is hond) maakte deze zeearm van Westdorpe een eiland, verbond het ‘t Axelse Gat met het Sasse Gat en zette ongeveer 2300 ha blank. Na de val van Antwerpen in 1585 en de vesting Sluis in 1587 kwamen de Zuidelijke Nederlanden tijdelijk terug onder Spanje, behalve Staats- Vlaanderen. Dit bleef met de Generaliteitslanden of Staten-Generaal
onder het bestuur van de Raad van Staten.
Canisv1iet-Noord viel onder de gecommitteerde Raden (1588), die Zeeland beheerden" (Samen met Axel, Terneuzen en sinds 1600 Biervliet).
"De Latijnse benaming "Canis" hier voor het eerst gebruikt, doet veronderstellen, dat de oorspronkelijke moerassen vroeger een andere naam hebben gedragen, want het is ondenkbaar, dat de mensen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling dit domein niet zouden hebben verkend". (C Bracke)
Het verloop is aanvankelijk vrij eenvoudig: sinds 1480 gelijk met de zee. Na het l2-jarig bestand (9-4-1609), waarin de Verenigde provincies onafhankelijk waren, gaven de Staten Generaal aan de Gecommitteerden vergunning tot indijking"