Vesting Sas van Gent
Het begon ermee dat de Gentenaren er over nadachten op welke wijze zij hun stad een kortere verbinding met de zee konden verschaffen. Ten noorden van de stad was het immers één verzameling van waterlopen en kreken waarlangs het mogelijk moest zijn de open zee te bereiken.
Toen men in 1547 aan Karel V octrooi vroeg om een verbinding van af Zelzate richting de Graaf Jansdijk te mogen graven was er nog geen plaats die Sas van Gent heette. Er stond namelijk vermeld in de Gentse memorieboeken dat het kanaal zou uitmonden in een kale vlakte van heide en moeras.
Men mocht van Karel V geen doorsteek maken in de dijk, de goederen moesten daarom worden overgeslagen. Mensen gingen zich vestigen om en rond dit nieuwe kanaal, er ontstond een nederzetting. Toen de Gentenaren later van de zoon van Karel V, Phillips II, toestemming verkregen om de dijk te doorbreken en met behulp van een aan te leggen vingerling, sluizen konden bouwen, toen pas kon men zeggen dat er een plaats aan het onstaan was. Dat deze plaats de toepasselijke naam Sas (sluis) van Gent heeft gekregen zal niemand meer verbazen.